Leegstand in Amsterdam krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht. Niet alleen rondom de ring staan er grote kantoorcomplexen leeg, ook in het centrum van de stad komt leegstand voor. Toch blijft het lastig je vinger op het onderwerp te leggen, omdat een eenduidig leegstandsoverzicht, ondanks pogingen daartoe, vooralsnog ontbreekt. In 2011 is er bijvoorbeeld met behulp van gegevens van de Dienst Gemeentelijke Belastingheffing (DGB) onderzoek gedaan naar administratieve leegstand in de binnenstad. De DGB stelde een lijst samen met 5.127 adressen waar op dat moment niemand ingeschreven stond. Op slechts 30 procent van deze adressen had zich één jaar later iemand geregistreerd en na twee jaar stond er op 2.192 adressen nog steeds niemand ingeschreven.
Deze cijfers zijn schrikbarend, maar het is haast onmogelijk dat er zoveel adressen daadwerkelijk leegstonden. Al hebben ook het Wijksteunpunt Wonen en Stadsdeel Centrum gedaan wat op dit moment in hun vermogen ligt om leegstand te onderzoeken, wat de precieze omvang is van het aantal leegstaande panden in de Amsterdamse binnenstad blijft onduidelijk. Goed onderzoek en nauwkeurige metingen blijven essentieel om tot helder beleid te komen. Ook al is een stadsbreed leegstandsregister toekomstmuziek, het betekent niet dat we bij de pakken neer moeten zitten. Binnenkort komt het stadsdeel met een plan van aanpak om leegstand tegen te gaan, want er zijn genoeg initiatieven mogelijk.
Sinds 1985 zijn het gemeente en stadsdeel gelukt door verschillende stimuleringsmaatregelingen ongeveer 800 woningen boven bedrijven te realiseren door middel van het programma Wonen Boven Bedrijven. Veel verdiepingen boven winkels in straten als Kalverstraat, Nieuwendijk of Leidsestraat staan leeg. Misschien gaat het hier niet om de meest aantrekkelijke woningen voor bijvoorbeeld jonge gezinnen, maar ik ken genoeg (oudere) jongeren die hier maar wat graag hun intrek in zouden willen nemen. Zo zijn er tal van dit soort grote en kleine ideeën om leegstand tegen te gaan.
Vaak willen pandeigenaren wel iets doen met leegstaande ruimte, maar vaak zien zijn op tegen de vele hindernissen – zeker boven winkels – die komen kijken bij de benodigde aanpassing en de daaropvolgende exploitatie. Daaruit ontstond het idee om particuliere eigenaren te ‘ontzorgen’: het stadsdeel zou particuliere eigenaren kunnen verbinden met externe partijen die hen dergelijk werk uit handen neemt.
Naast goede initiatieven komen er, helaas, ook wel eens slechte proefballonnetjes langs. Zo werd het idee geopperd om, bijvoorbeeld in het 1012-gebied, het onderscheid tussen sociale huur en vrije sector los te laten. Een dergelijke gedachte gaat compleet voorbij aan het ideaal van de gemengde stad die de gemeente en stadsdeel voorstaat en waarover ikzelf zeer te spreken ben. Ook is er voorgesteld om in hetzelfde gebied makkelijker contrair te gaan aan het welstandsadvies. Het zou toch vreemd zijn dat juist in het oudste stukje stad de welstandadviezen het makkelijkst aan de laars gelapt kunnen worden? Gelukkig zijn deze laatste ideeën tot dusver geen serieuze voorstellen geweest.
Dat er nog veel meer mogelijk is, zag ik laatst tijdens een werkbezoek aan Vrijburcht, op IJburg, een prachtig complex aan het water, waar een keur aan mensen wonen, werken en recreëren. Er zijn 52 woningen, bedrijfsruimten, een woongroep voor lichtverstandelijk gehandicapten, er is een gemeenschappelijke binnentuin, een gemeenschappelijke knutselruimte, een kinderdagverblijf, een buurtcafé, een theater en nog veel meer. Iedereen in IJburg kent het en dat is geen toeval. Er wordt van alles georganiseerd. Van theater- en kinderfilmmiddagen tot workshops. Het geheel brengt veel levendigheid in een hoekje van IJburg. Het mooiste is misschien dat dit alles in beheer is van de bewoners zelf. Dit brengt op de koop toe een gevoel van verantwoordelijkheid en saamhorigheid, niet alleen binnen het complex zelf, maar in de hele buurt.
In Amsterdam centrum hoor je niet veel over WoonWerk-Panden, ook wel Gemengd Panden, terwijl deze mijns inziens weldegelijk grote meerwaarde kunnen hebben voor het stadsdeel. De ideeën van functiescheiding, vooruitstrevend in de jaren zeventig, passen niet meer in deze tijd waarin juist flexibiliteit en (functie)menging centraal staan. De inzet volgens het programma-akkoord van het stadsdeel is niet voor niets gericht op functiemenging, met extra aandacht voor starters en creatieve initiatieven (denk aan broedplaats, culturele en ambachtelijke bedrijvigheid, maakindustrie). De binnenstad is er namelijk voor iedereen: voor sjiek en sjofel, groot en klein, arm en rijk. Er moet dus ook gewoon gewerkt, gewoond, en gerecreëerd kunnen worden. Juist de gemengde binnenstad maakt Amsterdam immers tot de bijzondere wereldstad die het is, met een bruisende economie en een levendig en divers stadsleven.
In de binnenstad kan niet zomaar een complex zoals Vrijburcht worden gebouwd. Maar er bestaan wel vergelijkbare complexen en initiatieven. Denk aan het Slangenpand aan de Spuistraat. Hier wonen en werken verschillende creatievelingen. Op de begane grond is er een ruimte voor exposities en voorstellingen. Het is belangrijk dat we complexen als deze voor de toekomst behouden, want dergelijke woonwerk-panden zijn onweerlegbaar een toegevoegde waarde voor Amsterdam.
Verwacht wordt dat er verschillende grote gebouwen en gebouwencomplexen komende jaren leeg komen te staan, zoals na verhuizing van de Universiteit van Amsterdam. Het eerste waar ontwikkelaars bij dergelijke locaties graag aan denken is een hotelfunctie, want dit levert eenvoudig het meeste geld op. Maar niet alle toegevoegde waarde is te meten in geld. Het zou goed zijn om te stimuleren dat er ruimte in het centrum beschikbaar wordt gemaakt om wonen, werken en recreëren te combineren. Maak dat zo’n ruimte uit kan groeien tot een laagdrempelige ontmoetingsplek voor de buurt, die de sociale cohesie van de buurt vergroot. Wat past er beter in het Amsterdamse voornemen om de stad divers en bruisend te houden?